Bont zandoogje

Juli 2016 – Spiegeldikkopje in de Peel

Deze maand had ik me voorgenomen om het Spiegeldikkopje te zien. Ik heb me vooral gericht op vlinders deze maand. Hier en daar wat libellen, een verdwaald landschap en een heel bijenvolk kwam ik tegen. Maar vooral vlinders, heel veel vlinders.

In het begin van de maand ben ik net als vorige maand nog een paar keer naar Boswachterij Staphorst geweest. Ik was op zoek naar Bruine eikenpages in de buurt van de Ganzeplas, maar ik heb ze niet kunnen vinden. Azuurwaterjuffers waren echter alom aanwezig en dat leverde een aardig paringswiel op. Ook de overvliegende zwanen hebben dit bericht gehaald.

De zesde juli vond ik een prima dag om op jacht te gaan naar het Spiegeldikkopje. Een zeer zeldzame soort die in Nederland alleen in de Peel te vinden is. Enig onderzoek op internet leverde twee parkeeradressen en evenzoveel bewegwijzerde wandelroutes op. Dus wat kon er misgaan op verdwaal-gebied? Nou, drie keer verkeerd rijden bleek mis te kunnen gaan. Hoewel het slechts twee keer mijn eigen schuld was, vind ik. In de Mariapeel vielen mij meteen bij de parkeerplaats al een hele hoop drukke zwarte vlindertjes op. Het bleek om Phegeavlinders te gaan. Prachtige blauwzwarte glans, witte stippen op de vleugels en een kenmerkende gele band om het lijf. Ik volgde de groene paaltjesroute en al gauw zag ik het eerste dikkopje al vliegen. Helaas, maar ook leuk, bleek dit een Groot dikkopje te zijn.
Gelukkig zag ik al snel ook mijn eerste Spiegeldikkopje vliegen met de in de boeken beloofde huppende vlucht. Prachtige beestjes die graag op lelijke uitgebloeide bramenstruiken zitten.
Het is fijn dat ik zo dol op klagen ben, want het waaide ook nog eens flink. Een eindje verderop, ik was inmiddels (heel onverstandig) de groene paaltjes alweer kwijt, zag ik een mooi Spiegeldikkopje in de luwte tussen het gras zitten. Met enig geduld en dankzij mijn statief kon ik toch nog wat scherpe foto’s maken.

Later die dag vond ik dat ik wel weer aan wat omrijden toe was en toog ik richting de Groote Peel. Ook daar zouden zich Spiegeldikkopjes bevinden. Het bleek hier een stuk drukker te zijn dan op mijn eerste locatie. Veel wandelaars die geen oog hadden voor vlinders en een groep druk pratende kinderen die helemaal nergens oog voor hadden. Had ik al gezegd dat ik van klagen houd? Het was inmiddels middag en het zonnetje kwam erbij. Het statief had ik gezien de mensenmassa (ik houd ook van overdrijven) in de auto gelaten. Dus dit werd een veel dynamischer manier van fotograferen; de vlinders vlieghupten vrolijk in het rond en waren geenszins van plan om het mij gemakkelijk te maken. Toch heb ik aan deze Peel nog twee foto’s van een Spiegeldikkopje overgehouden en een landschapsfoto die ik met mijn mobiele telefoon maakte.

Op 10 juli ben ik in naar het Luttenbergerven geweest. Dit is een nat blauwgrasland waar je met enig geluk bijzondere vlinders kunt tegenkomen. Het meest opmerkelijk waren enkele Eikenpages die vocht uit jonge eikeltjes aan het drinken waren. Geen idee wat daar de reden voor is, want voor zover ik weet, bevatten eikels en eikenbloesem geen nectar. Ook het sumoworstelende gedrag van twee potige mannetjes kan ik niet verklaren. Maar gelukkig hoef ik dat ook niet. Een kleine week later ben ik nog eens terug geweest en waren de pages verdwenen. Wel zat er een bijenvolk op een struik. De door Paul gebelde imker vond het te ver rijden.

Aan het einde van de maand ben ik naar de Weerribben geweest, omdat ik gelezen had dat daar een aantal Grote weerschijnvlinders gespot waren. En jawel. Ik heb er een paar gezien. Ze zagen er helaas nogal verfomfaaid uit. Eigenlijk een wonder dat ze nog konden vliegen. Een kilometer verderop had ik vorig jaar Grote vuurvlinders gefotografeerd. Alleen had ik nog nooit een vrouwtje gezien. En ik had geluk! Ik vond twee dames. Ook bijzonder, althans dat hoorde ik van een libellenkenner, was de Kempense heidelibel die tussen het riet rondvloog. Hij vertelde dat deze soort zich nog maar kort in de Weerribben voortplant.