Kenmerken – Deze vlinder heeft een spanwijdte van 32 tot 40 mm. De bovenzijde van de vleugels is egaal bruin. Op de voorvleugel zitten twee oogvlekken. Tussen die vlekken zitten twee witte stipjes. Bij mannetjes zijn de oogvlekken vaag. Bij vrouwtjes zijn ze omrand met oker en hebben ze een witte stip in het midden. De onderzijde van de achtervleugels bij mannetjes is bruin. Aan de binnenzijde lichter en aan de buitenzijde wat donkerder. Vrouwtjes hebben egaal bruine achtervleugels. De voorvleugel is aan de onderzijde bruin en heeft twee zwarte oogvlekken waarvan je alleen die bij de vleugelpunt ziet. Mannetjes en vrouwtjes lijken veel op elkaar. Vrouwtjes zijn iets groter dan mannetjes. De lichte franje om de vleugels is golvend.
De Kleine heivlinder is zeer bedreigd door achteruitgang van zijn leefomgeving. Veel gebieden met open stuifzand groeien door vermesting en verzuring dicht met gras en de ondoordringbare uitheemse mossoort ‘Grijs kronkelsteeltje’. Ook zijn de overgebleven gebieden gewoonweg te klein om te kunnen stuiven.
Naamgeving – N: Kleine heivlinder – D: Eisenfarbiger Samtfalter – Lat: Hipparchia statilinus – E: Tree Grayling
De wetenschappelijke naam Hipparchia statilinus is afgeleid van Statilinus een Romeinse god annex kinderbeschermer. Hipparchus is een Griekse sterrenkundige. Mogelijk herkende de naamgever van deze vlinder sterren in de witte stippen in de oogvlekken.
Leefomgeving – Deze vlinder is uiterst zeldzaam in Nederland. Hij komt voor aan de rand van stuifzandgronden met stukjes struikheide in de buurt. In de vroege ochtend zitten de vlinders graag op donkere korstmosvegetaties om op te warmen. Korstmos biedt heel goede camouflage. Daarna verzamelen de mannetjes zich op plekken met open zand in de buurt van een boom. Vrouwtjes zetten eitjes af op pollen buntgras. Mijn foto’s zijn gemaakt op het Kootwijkerzand.
Vliegtijd – Overwintering vanaf september tot maart vindt plaats als jonge rups onder in een graspol. De vlinders vliegen vanaf begin augustus tot half september in één generatie.
Waardplant – Rupsen eten gras dat tegen droogte kan, zoals buntgras. Vlinders drinken nectar van struikhei. Ook drinken ze sap van dennen of berken.
Zandoogjes
- Argusvlinder (Lasiommata megera)
- Bont zandoogje (Pararge aegeria)
- Bruin zandoogje (Maniola jurtina)
- Dambordje (Melanargia galathea)
- Heivlinder (Hipparchia semele)
- Hooibeestje (Coenonympha pamphilus)
- Kleine heivlinder (Hipparchia statilinus)
- Koevinkje (Aphantopus hyperantus)
- Oranje zandoogje (Pyronia tithonus)
- Tweekleurig hooibeestje (Coenonympha arcania)
- Veenhooibeestje (Coenonympha tullia)
- Voorjaarserebia (Erebia medusa)