Purperstreepparelmoervlinder (Brenthis ino)

Purperstreepparelmoervlinder in het Perlenbachtal

Kenmerken – De spanwijdte van de Purperstreepparelmoervlinder is 32 tot 40 mm. Veel andere parelmoervlinders lijken op deze soort. Aan de bovenzijde is hij oranje met zwarte vlekken. De buitenrand van de vleugels is zwart. Daarbinnen volgt een keurige rij zwarte vlekjes. Weer een stukje naar binnen heeft hij een rommelige rij afwisselend grote en kleine vlekjes. De ondervleugels bestaan uit geelwitte vakken en hebben twee oranje banden. Opvallend is een bruinige paarse band waaraan de vlinder zijn Nederlandse naam dankt. Over deze band loopt een, opnieuw rommelige, rij donkere rondjes. Mannetjes en vrouwtjes lijken erg veel op elkaar. De franje om de vleugels heen is zwart-wit geblokt.

Naamgeving – N: Purperstreepparelmoervlinder – D: Mädesüß-Perlmutterfalter – Lat: Brenthis ino – E: Lesser Marbled Fritillary
De wetenschappelijke naam Brenthis ino is afgeleid van Ino, een dochter van Kadmos, de welbekende koning van Thebe.

Leefomgeving – Deze vlinder komt in Nederland vanaf 1962 niet meer voor. In 2011 zijn er echter enkele exemplaren in Zuid-Limburg waargenomen. Ze vertoeven op vochtige weiden waar ze nectar zoeken op paarse bloemen van distels en bijvoorbeeld knoopkruid. Ook aan de oevers van beken en rivieren en langs vochtige bosranden kun je ze tegenkomen. Mijn eerste drie foto’s zijn gemaakt op een veldje aan de oever van de Perlenbach bij Monschau. In 2017 zag ik hem ook in het dal van de Wirft bij Stadtkyll en het Nonnenbachtal.

Vliegtijd – De Purperstreepparelmoervlinder vliegt vanaf midden mei tot midden augustus in één generatie. Hij overwintert als ver ontwikkeld eitje, dat daardoor al vroeg in het voorjaar uitkomt.

Waardplant – De moerasspirea, maar ook andere leden van de rozenfamilie zoals de grote pimpernel.

Parelmoervlinders (Nymphalidae)