Kenmerken – De spanwijdte van dit blauwtje is 20 tot 23 mm. De vleugels van de mannetjes is aan de bovenzijde blauw met een donkere band aan de buitenkant. Bij sommige exemplaren zijn hierin stippen te onderscheiden. De vleugels hebben een witte franje. De onderzijde is lichtblauw met veel grote donkere stippen (ogen). Langs de vleugelrand is een oranje band te zien. Opvallend zijn felblauwe stipjes in de zwarte ogen in de buitenste rand. De vrouwtjes zijn bruin met dezelfde oranje band aan de onderzijde. Ook aan de bovenkant van is wat oranje te zien. Bij vrouwtjes zit ook wat bruin in de franjes. De eerder genoemde felblauwe oogstipjes zijn bij vrouwtjes vaak talrijker en opvallender.
Heideblauwtjes gaan een samenwerking aan met Humusmieren (Lasius platythorax) of Wegmieren (Lasius Niger). Rupsen en poppen scheiden een zoete stof af als de mieren ze ‘melken’. Eitjes worden in de buurt van nesten gelegd. Mieren verzorgen en verdedigen de rupsen en poppen. Vlak voor het verpoppen wordt de rups het mierennest in geleid of gedragen. Anders dan bij zogenaamde mierenblauwtjes, zoals het Tijmblauwtje, eten de rupsen van deze soort geen mierenlarven. Ook na het ontpoppen blijven de mieren geïnteresseerd in deze vlinder, zoals te zien op één van onderstaande foto’s.
Naamgeving – N: Heideblauwtje – D: Argus-Bläuling, Geisskleebläuling – Lat: Lycaena aegon, Plebeius argus, Plebejus argus – E: Silver-studded Blue
De wetenschappelijke naam plebejus (plebs) geeft aan dat we het volgens de naamgever met een heel gewoon vlindertje van doen hebben. De naam argus, de allesziende reus met vele ogen over zijn lichaam uit de Griekse mythologie, heeft deze vlinder te danken aan zijn vele stippen (ogen).
Leefomgeving – Heideblauwtjes komen voor in natte heidegebieden en ook droge graslanden. Zelf zoek ik ze op in het Boetelerveld of op de Havelterberg, maar ook in de Duitse Vulkaaneifel ben ik er een paar tegengekomen.
Vliegtijd – Juni en juli is de beste tijd om foto’s te maken van deze prachtige soort. In augustus kun je nog wel enkele afgevlogen exemplaren tegenkomen. In 2015, een warm jaar, kwam ik in augustus enkele puntgave exemplaren tegen. Deze waren waarschijnlijk van de tweede generatie dat jaar.
Waardplant – Zoals de naam al doet vermoeden is dit Dopheide en Struikheide. Daarnaast vlinderbloemigen.
Blauwtjes (Lycaenidae)
- Bleek blauwtje (Lysandra coridon)
- Boomblauwtje (Celastrina argiolus)
- Bruin blauwtje (Aricia agestis)
- Dwergblauwtje (Cupido minimus)
- Gentiaanblauwtje (Phengaris alcon)
- Heideblauwtje (Plebejus argus)
- Icarusblauwtje (Polyommatus icarus)
- Klaverblauwtje (Cyaniris semiargus)
- Tijmblauwtje (Phengaris arion)
- Veenbesblauwtje (Agriades optilete)