Hooibeestje (Coenonympha pamphilus)

Hooibeestje

Kenmerken – Deze vlinder heeft een spanwijdte van 23 tot 33 mm. Klein maar fijn. Om de bovenzijde van de oranjebruine vleugels zit een grijsbruine rand met bij de voorvleugelpunt een beetje vage zwarte oogvlek. De onderzijde van de achtervleugels is bruin met een lichte band. Langs de rand is meestal, maar niet altijd, een rij heel vage kleine oogstipjes te zien. De voorvleugel is aan de onderzijde helder oranje en heeft een duidelijke zwarte oogstip met een witte stip in het midden. Deze wordt na de landing getoond. Na een poosje zakt de voorvleugel en is de oogvlek niet meer te zien. Om de vleugels zit een bruingrijze rand die bij de punt wat breder is. Mannetjes en vrouwtjes lijken veel op elkaar. Vrouwtjes zijn wel een stuk groter. De franje om de vleugels is licht bruingrijs.

Naamgeving – N: Hooibeestje – D: Kleines Wiesenvögelchen – Lat: Coenonympha pamphilus – E: Small Heath
De wetenschappelijke naam Coenonympha pamphilus is afgeleid van Pamphilus, wat ‘geliefd door iedereen’ betekent. Een zeer terechte benaming voor dit snelle, kleine, prachtige en weinig stilzittende vlindertje.

Leefomgeving – Deze vlinder komt algemeen voor in Nederland. Je vindt hem op open graslanden, hellingen, heide- en veengebieden, zandduinen en weiden. Ook wordt hij wel gezien in open plekken en brede paden in bossen. Mijn foto’s zijn onder andere gemaakt op het Wekeromse zand, het Bargerveen, de Veluwe en het Dwingelderveld.

Vliegtijd – Overwintering vanaf september tot maart vindt plaats als jonge of half volgroeide rups onder in een graspol. De vlinders vliegen vanaf eind april tot eind september in twee generaties.

Waardplant – Rupsen eten fijne grassoorten, zoals struisgras en beemdgras. Vlinders drinken nectar van allerlei laagblijvende soorten kruiden en bloemen. De voorjaarsgeneratie zie je veel op madeliefjes.