Kenmerken – Deze vlinder heeft een spanwijdte van 42 tot 50 mm. Op de bovenzijde van de bruingrijze vleugels zit een brede oranje band met op de voorvleugel twee oogvlekken met een witte middenstip. De onderzijde van de achtervleugels is donkerbruin met lichte zigzag lijnen en patronen. De tint van de ondervleugels varieert afhankelijk van de grondkleur in hun leefomgeving. De voorvleugel is aan de onderzijde oranje en heeft twee zwarte oogstippen waarvan je meteen na het landen alleen die bij de vleugelpunt kunt zien. De oogvlek dient om vogels af te leiden. Als de vlinder op zijn gemak is, dan zakt de voorvleugel en is de oogvlek niet meer te zien. Om de vleugels zit een bruingrijze rand. Mannetjes en vrouwtjes lijken veel op elkaar. Vrouwtjes zijn iets groter en de oranje vlekken op de vleugels steken meer af dan bij mannetjes. De franje om de vleugels bestaat uit witte maantjes.
De Heivlinder wordt steeds zeldzamer door achteruitgang van zijn leefomgeving. Veel gebieden met open stuifzand groeien dicht met gras door vermesting en verzuring.
Naamgeving – N: Heivlinder – D: Ockerbindiger Samtfalter – Lat: Hipparchia semele – E: Grayling
De wetenschappelijke naam Hipparchia semele is buitengewoon en vergezocht. Semele was een minnares van Zeus. Hera was, terecht, nogal jaloers aangelegd en vroeg Zeus zich in volle glorie aan Semele te tonen. Hij deed dit als god van de donder en ze werd door de bliksem verteerd. Hipparchus is een beroemde Griekse wiskundige en astronoom uit de tweede eeuw voor Christus. Hij maakte onder andere een heel nauwkeurige schatting van de afstand naar de maan.
Leefomgeving – Deze vlinder is vrij zeldzaam in Nederland. Hij houdt van kale grond met hier en daar gras en stukjes heide. Hij komt voor op zandgronden en in de duinen. De vlinder zit vaak lange tijd stil. Hierbij houdt hij de vleugels op de zon gericht en blijft op een goede lichaamstemperatuur. Hij is daardoor heel alert en kan heel snelle korte vluchten maken om daarna perfect gecamoufleerd op een zandige bodem, een stuk hout of een steen te verdwijnen. Een vlinder voor een behoedzame fotograaf die van uitdagingen houdt dus. Mijn foto’s zijn onder andere gemaakt op het Wekeromse zand, het Kootwijkerzand, de Veluwe en het Leggelderveld.
Vliegtijd – Overwintering vanaf september tot maart vindt plaats als rups onder in een graspol. De vlinders vliegen vanaf eind juni tot begin september in één generatie.
Waardplant – Rupsen eten gras dat tegen droogte kan, zoals schapengras en helmgras. Vlinders drinken nectar van dophei, distels, allerlei soorten kruiden en bramenbloesem. Ook drinken ze sap van dennen.
Zandoogjes
- Argusvlinder (Lasiommata megera)
- Bont zandoogje (Pararge aegeria)
- Bruin zandoogje (Maniola jurtina)
- Dambordje (Melanargia galathea)
- Heivlinder (Hipparchia semele)
- Hooibeestje (Coenonympha pamphilus)
- Kleine heivlinder (Hipparchia statilinus)
- Koevinkje (Aphantopus hyperantus)
- Oranje zandoogje (Pyronia tithonus)
- Tweekleurig hooibeestje (Coenonympha arcania)
- Veenhooibeestje (Coenonympha tullia)
- Voorjaarserebia (Erebia medusa)