Veenhooibeestje (Coenonympha tullia)

Veenhooibeestje in Drenthe

Kenmerken – Deze vlinder heeft een spanwijdte van 27 tot 40 mm. De bovenzijde van de vleugels loopt van oranje aan de binnen kant naar oranjebruin naar de rand. Op de voorvleugels zit bij de punt een enkele vrij vage oogvlek. Op de achtervleugels zitten er twee. De onderzijde van de achtervleugels verloopt vanaf de binnenkant van donkerbruin naar oranjebruin en vervolgens een zigzaggende witte band. Op de achtervleugel zit een rij van zes zwart-met-oranje omrande oogvlekken met witte middenstip. Deze variëren sterk in grootte. De voorvleugel is aan de onderzijde oranje met een witte band en heeft twee oogvlekken. Één bij de punt en één halverwege. Bij sommige exemplaren kan het aantal oogvlekken op de achtervleugel minder zijn of kunnen ze zelfs ontbreken. Om de vleugels zit een grijsbruine rand. Ook de franje om de vleugels is grijs. Mannetjes en vrouwtjes lijken qua uiterlijk veel op elkaar. Mannetjes vliegen rond en bezetten geen territorium, terwijl vrouwtjes meestal tussen de planten blijven zitten en korte vluchtjes maken. Ik heb wel in eens stuk achter zo’n mannetje aangelopen, maar het duurt dan best lang voor hij weer gaat zitten. Meestal onbereikbaar in het veen.

Het gaat erg slecht met het Veenhooibeestje in Nederland. Veel hoogveengebied is verdwenen door verdroging en vermesting. De vlinders leven namelijk op voedselarme grond. Ook door het te snel verhogen van het waterpeil bij herstelmaatregelen zijn overwinterende rupjes verdronken. Op dit moment komt de vlinder nog voor op enkele plekken in Drenthe en Friesland. Ik hoop dat recente (waarschijnlijk aangestoken) branden in het Fochteloërveen niet de genadeklap betekenen voor dit prachtige vlindertje in Nederland.

Naamgeving – N: Veenhooibeestje – D: Großes Wiesenvögelchen – Lat: Coenonympha tullia – E: Large Heath
De wetenschappelijke naam Coenonympha tullia komt van Tullia Cicero, de oogappel van Marcus Tullius Cicero. Een bekend Romeins redenaar en filosoof. Hij was getuige van de moord op Caesar in maart 44 v.Chr.

Leefomgeving – Deze vlinder is zeer zeldzaam in Nederland. Je vindt hem op voedselarme plaatsen in moerassen, veengebieden en natte heidevelden. Op zoek naar nectar worden nabijgelegen bloemrijkere graslanden en bermen bezocht. Mijn foto’s zijn gemaakt in het Fochteloërveen op de grens tussen Drenthe en Friesland.

Vliegtijd – Overwintering vindt plaats als jonge rups onder in een graspol. Bij stijgend veenwater kruipt de rups, als hij slim en op tijd is, een beetje omhoog. De vlinders vliegen vanaf half mei tot eind juli in één generatie.

Waardplant – Rupsen leven van eenjarig wollegras. Vlinders drinken voornamelijk nectar van dopheide.