Kenmerken – De spanwijdte van dit blauwtje is 24 tot 28 mm. Dit is vrij gemiddeld. De vleugels van de mannetjes zijn aan de bovenzijde violetblauw en één oranje stip op de achtervleugel. Langs die achtervleugel is ook een rij witte streepjes te zien. De vleugels hebben een witte franje. De onderzijde is lichtblauw met een groot aantal donkere stippen en drie oranje stippen op de achtervleugel. De vrouwtjes zijn bruin, met een beetje lila bestuiving. De vrouwtjes zijn aan de onderkant gelijk aan de mannetjes.
Naamgeving – N: Veenbesblauwtje – D: Hochmoor-Bläuling, Violetter Silberfleckbläuling – Wet: Agriades optilete – E: Cranberry Blue
De wetenschappelijke naam Agriades heeft te maken met Argus, de mythologische reus met 100 ogen. Optilete komt uit het Grieks en slaat waarschijnlijk op het oranje oogje dat heel goed te zien is op de achtervleugel, vooral aan de bovenkant.
Leefomgeving – In Nederland is deze soort uiterst zeldzaam. Ik zelf heb hem op slechts één plek in het Dwingelderveld gezien. De vlinder leeft op hoogveen omringd door bomen. Ik heb begrepen dat de grootschalige herinrichting van het Dwingelderveld een gunstig effect moet krijgen voor instandhouding in Nederland van deze prachtige kleine vlinder.
Vliegtijd – Begin juni t/m eind juli in één generatie.
Waardplant – Kleine veenbes.
Blauwtjes (Lycaenidae)
- Bleek blauwtje (Lysandra coridon)
- Boomblauwtje (Celastrina argiolus)
- Bruin blauwtje (Aricia agestis)
- Dwergblauwtje (Cupido minimus)
- Gentiaanblauwtje (Phengaris alcon)
- Heideblauwtje (Plebejus argus)
- Icarusblauwtje (Polyommatus icarus)
- Klaverblauwtje (Cyaniris semiargus)
- Tijmblauwtje (Phengaris arion)
- Veenbesblauwtje (Agriades optilete)