Koevinkje (Aphantopus hyperantus)

Koevinkje in het Woldlakebos

Kenmerken – Deze vlinder heeft een spanwijdte van 35 tot 42 mm. De boven- en onderzijde van de vleugels is egaal bruin met geelomrande oogvlekken. Op de voorvleugel zit een rijtje van drie oogvlekken, waarvan je vaak alleen de bovenste twee ziet. Op de ondervleugel zit langs de voorrand een dubbele stip in een gele acht. Langs de achterrand zie je dan nog een rij van drie stippen. Het aantal en het patroon van de stippen is vast. De grootte van de oogvlekken is variabel. Soms zit er geen gele rand om de stippen of ontbreken de stippen aan de bovenzijde. Je ziet deze vlinder meestal met ingeklapte vleugels, zodat je de karakteristieke onderzijde kunt zien. Op koele dagen houdt hij de vleugels open om zoveel mogelijk zonnestralen op te vangen. Om de vleugels zit een smalle witte franje.

Mannetjes en vrouwtjes verschillen slechts weinig in uiterlijk. De stippen van vrouwtjes steken meer af. Mannetjes hebben in verhouding een smaller en spitser onderlijf. Mannetjes patrouilleren zigzaggend langs bospaden. Hierbij vliegen ze steeds een klein stukje en gaan dan weer zitten. Mannetjes voeden zich met honingdauw. Je ziet ze zelden op bloemen. Vrouwtjes rusten vaak in de zon, voeden zich met nectar en verspreiden hun eitjes over een groot gebied.

Naamgeving – N: Koevinkje – D: Brauner Waldvogel – Lat: Aphantopus hyperantus – E: Ringlet
De wetenschappelijke naam Aphantopus hyperantus is afgeleid van Hyperanthus, één van de 50 zonen van Aegyptus. Aphantopus betekent onzichtbare voet en slaat op het feit deze ook deze aurelia slechts op vier poten loopt.

Leefomgeving – Deze vlinder komt algemeen voor in Nederland. Hij leeft voornamelijk in open vochtige bossen. Hij zoekt open plekken op met hoog gras en ruigten. Mijn foto’s zijn op verschillende plekken verspreid over heel Nederland gemaakt.

Vliegtijd – Overwintering vanaf september tot maart vindt plaats als jonge rups onder in een graspol. De vlinders vliegen vanaf eind juni tot half augustus in één generatie.

Waardplant – Rupsen eten, vooral ’s nachts, allerlei soorten gras, zoals kropaar, timotee, kweek en grote vossestaart. Vlinders, vooral de vrouwtjes, drinken nectar van distels, bramenbloesem en koninginnekruid.