Ringoogparelmoervlinder (Boloria eunomia)

In het Perlenbachtal bij Monschau in Duitsland, (Bog Fritillary, Randring-Perlmutterfalter)

Kenmerken – De spanwijdte van deze vlinder is 28 tot 40 mm. Eindelijk een parelmoervlinder die vrij gemakkelijk te herkennen is. Aan de bovenzijde is hij oranje met zwarte vlekken. De buitenrand van de vleugels is donker. In die rand zitten lichte driehoekjes. Een stukje naar binnen heeft hij een rij ronde zwarte vlekken. Net als bij veel andere parelmoervlinders, zitten bij de vleugelbases zwarte korte steepjes. De ondervleugels zijn afwisselend geelwit en licht oranje. De witte buitenrand wordt begrensd door een dunne zwarte zigzaglijn. Opvallend is een rij zwart-omringde witte ogen waaraan de vlinder zijn Nederlandse naam dankt. Vrouwtjes zijn aan de bovenzijde veel donkerder getekend dan mannetjes. De franje om de vleugels is wit met dunne zwarte streepjes.

Naamgeving – N: Ringoogparelmoervlinder – D: Randring-Perlmutterfalter – Lat: Boloria eunomia – E: Bog Fritillary
De wetenschappelijke naam Boloria eunomia is afgeleid van Eunomia die een dochter was van Zeus.

Leefomgeving – Deze vlinder komt in Nederland niet voor. Wel in het zuiden van België en in de Eifel. Ze zijn te vinden op vochtige weiden die niet of zelden gemaaid worden. Ook deze soort heeft veel last van het verdrogen en daarmee verdwijnen van hun leefomgeving. Mijn eigen foto is gemaakt op een veldje aan de oever van de Perlenbach bij Monschau.

Vliegtijd – De Ringoogparelmoervlinder vliegt vanaf eind mei tot begin juli in één generatie. Vermoedelijk gaat de ontwikkeling als volgt: De rups groeit langzaam en overwintert heel klein. In het voorjaar gaat de ontwikkeling verder, maar de volgroeide rups overwintert nóg een keer om zich in het tweede voorjaar te verpoppen.

Waardplant – De adderwortel, knolduizendknoop en het moerasviooltje.

Parelmoervlinders (Nymphalidae)