Voorjaarserebia (Erebia medusa)

In de Duitse Vulkaaneifel (Erebia medusa, Moiré franconien, Rundaugen-Mohrenfalter, Woodland Ringlet)

Kenmerken – Deze vlinder heeft een spanwijdte van 38 tot 46 mm. De bovenzijde van de vleugels is donkerbruin met op iedere vleugel drie tot vijf oranje vlekken. In de meeste van deze vlekken zit een zwarte oogstip en daarin zit dan

weer een klein wit stipje. Op de onderkant van de vleugels is precies hetzelfde patroon te zien. De vlinder heeft een zwakke fladderde vlucht, toch zijn ze sneller dan ik kan rennen. Ze hebben de neiging om diep tussen het gras of op de (zand)grond te landen. Dat is dan ook mijn excuus voor de vrij matige foto’s die ik van twee exemplaren heb kunnen maken.

Naamgeving – N: Voorjaarserebia – D: Rundaugen-Mohrenfalter – Wet: Erebia medusa – E: Woodland Ringlet – F: Moiré franconien
De herkomst van de wetenschappelijke naam Erebia medusa is de Griekse mythologie. Medusa is een welbekende dame. Ze is één van de drie gorgonen, wezens met slagtanden, gouden vleugels en slangen in plaats van haren. Als ze je aankijken, verander je in steen. Medusa wordt gedood door de halfgod Perseus. 

Leefomgeving – Deze vlinder kom je in Nederland niet tegen. Hij is wel enkele keren als dwaalgast in Nederland waargenomen. In de Ardennen en in de Duitse Vulkaaneifel komen wel populaties voor. Ze houden van zowel droge als matig vochtige graslanden, mits er maar veel nectarplanten voorhanden zijn. Mijn eigen waarneming is in de Eifel. Om precies te zijn: aan de voet van de Hierenberg bij Gönnersdorf.

Vliegtijd – Deze vlinder overwintert als jonge rups, na de eerste vervelling, onder in een graspol. In het voorjaar ontwaken ze uit de winterslaap en gaan ze verder met eten. De vlinders vliegen in één generatie van mei tot augustus.

Waardplant – Rupsen eten allerlei soorten gras, zoals bergdravik, genaald schapengras, rood zwenkgras en bosgierstgras. Vlinders besteden veel tijd aan het drinken van nectar op allerlei wilde bloemen zoals distels, vederdistels en centaurie.