Citroenvlinder (Gonepteryx rhamni)

Mooi doorschijnend, maar wel een beetje nabewerkelijk met zoveel contrast. (Brimstone, Zitronenfalter)

Kenmerken – Deze vlinder heeft een spanwijdte van 50 tot 55 mm. Bij mannetjes is de bovenzijde van de vleugels citroengeel. Het vrouwtje is lichter van kleur, als witte boter. Het schijnt dat het Engelse woord butterfly zijn oorsprong vindt in deze vlinder. Aan de onderzijde is de kleur van de vleugels lichtgroen. Er zijn heel duidelijke aders in de vleugels te zien. Vooral als het licht er langs strijkt. Met meestal dichtgeklapte vleugels lijken ze precies op groene bladeren met nerven. Een perfecte vermomming dus. Er zit zowel op de voor- als achtervleugel een bruine stip. Verder valt een bruine boog aan de voorkant van de achtervleugel op. Door de punten in de vorm van de vleugels is deze vlinder met geen enkele Nederlandse vlinder te verwarren. De voelsprieten zijn donkerpaars.

Citroenvlinders zijn vooral in het koude voorjaar echte zonaanbidders. Ze houden hun vleugels op de zon gericht om zoveel mogelijk warmte op te vangen. Paring vind meestal snel na de overwintering plaats in maart en april. Deze kan soms dagenlang duren. Mogelijk komt dit doordat het dan nog relatief koud is en het energieniveau van de vlinders navenant laag is.

Naamgeving – N: Citroenvlinder – D: Zitronenfalter – Lat: Gonepteryx rhamni – E: Brimstone
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam “Gonepteryx” betekent hoek (knie) in de vleugel. Het tweede deel “rhamni” komt van rhamnus, een geslacht uit de wegedoornfamilie waartoe de waardplanten sporkehout en wegedoorn behoren.

Leefomgeving – Deze vlinder is zeer algemeen in Nederland. Je vindt hem veel in bossen en bosranden, in parken en tuinen, maar ook op het platte land, langs dijken en struwelen. Mijn foto’s zijn gemaakt in parken, bossen en tuinen, verspreid door heel Nederland. Eigenlijk zie je ze overal wel vliegen, wat op zich weer een uitdaging is voor de ongeduldige fotograaf.

Vliegtijd – Vaak zijn Citroenvlinders de eerste vlinders die je in het voorjaar ziet. Rupsen zie je tussen mei en juni. Vanaf juli ontpoppen ze tot vlinders, waarvan de laatste generatie overwintert als volwassen vlinder (imago). Dit doet hij onbeschermd in de vrije natuur in bijvoorbeeld braam- en heidestruiken. Hij zoekt dus niet, zoals de Kleine vos, beschutting in huizen of schuren. Volgens mij overwinteren ze ook in de klimop achterin mijn tuin.

Waardplant – Rupsen leven van sporkehout (vuilboom) en wegedoorn. Vlinders drinken nectar van allerlei bloemen, waaronder bramen, distels en centauri. In tuinen is de vlinderstruik populair.