Kenmerken – De spanwijdte van dit dikkopje is 22 tot 28 mm. De bovenzijde van de vleugels donkerbruin met gele vlekken. Langs de rand van de vleugels zit een rand met kleinere vlekken. Mannetjes en vrouwtjes lijken redelijk veel op elkaar. Onderscheid is mogelijk door een donkere geurstreep in een vouw langs de voorzijde van de vleugel bij het mannetje. De onderzijde van de vleugels is oranjebruin en bevat lichtgele, donker omrande, vlekken. De voorvleugels zijn omrand met een bruine franje. De achtervleugels hebben een geel-bruine franje.
Het Bont dikkopje is, net als andere dikkopjes, een snelle en wendbare vlieger. Mannetjes zitten overdag op de uitkijk binnen hun territorium en jagen indringers weg. Vrouwtjes proberen ze te onderscheppen. Mannetjes en vrouwtjes zitten graag te zonnen op struiken en kleine boompjes. Anders dan bij spikkeldikkopjes, houden ze hierbij hun vleugels gespreid. Bij vochtig weer houden ze zich schuil onderin een graspol.
Naamgeving – N: Bont dikkopje – D: Gelbwürfeliger Dickkopffalter – Lat: Carterocephalus palaemon – E: Chequered Skipper
De wetenschappelijke naam Carterocephalus stamt van het Griekse karteros en kephale (respectievelijk robuust en hoofd) en zal te maken hebben met de brede kop van deze vlinder. Palaemon is een verwijzing naar de zoon, Melikertes, van Koningin Ino. Nadat de tot waanzin gedreven Ino haarzelf en haar zoontje in zee wierp, werden beiden door Poseidon in zeegoden veranderd. Melikertes kreeg hierbij de naam Palaemon. Zie je ooit in een oceaan een jochie op een dolfijn rijden, dan zou dit zomaar Palaemon kunnen zijn.
Leefomgeving – Deze vlinder komt in Nederland in het oosten van Twente en de Achterhoek en in Noord-Limburg en Noord-Brabant voor. Hij is te vinden op vochtige weiden waar het pijpenstrootje voorkomt en aan de rand van vochtige bossen, liefst in de buurt van beekjes. Mijn eigen foto’s zijn gemaakt in de Vulkaaneifel.
Vliegtijd – Eind mei tot eind juni in één generatie. Mijn foto’s zijn op 12, 14 en 21, 22 juni gemaakt. In vanaf eind september overwintert de volgroeide rups in een hibernaculum. Dit is een in het gras gesponnen zijden nestje. In het voorjaar verpopt de rups zich twee weken na het verlaten van zijn schuilplaats.
Waardplant – Pijpenstrootje, boskortsteel of hennegras. Vlinders zoeken nectar op bijvoorbeeld braam, zenegroen en echte koekoeksbloem.
Dikkopjes (Hesperiidae)
- Aardbeivlinder (Pyrgus malvae)
- Bont dikkopje (Carterocephalus palaemon)
- Bruin dikkopje (Erynnis tages)
- Geelsprietdikkopje (Thymelicus sylvestris)
- Groot dikkopje (Ochlodes sylvanus)
- Groot spikkeldikkopje (Pyrgus alveus)
- Kaasjeskruiddikkopje (Carcharodus alceae)
- Kalkgraslanddikkopje (Spialia sertorius)
- Kommavlinder (Hesperia comma)
- Spiegeldikkopje (Heteropterus morpheus)
- Zwartsprietdikkopje (Thymelicus lineola)