Bruin zandoogje (Maniola jurtina)

Bruin zandoogje aan de rand van het Fochteloërveen

Kenmerken – Deze vlinder heeft een spanwijdte van 40 tot 48 mm. De bovenzijde van de vleugels is bij mannetjes egaal bruin met een duidelijke zwarte oogstip met een smalle oranje rand op de voorvleugel. Ook is bij mannetjes een donkere geurvlek te zien. Vrouwtjes zijn ook bruin, maar hebben een grote oranje vlek op de voorvleugel. De oogstip is bij vrouwtjes wat groter. Ook de onderzijde is bij mannetjes egaler dan bij vrouwtjes. De achtervleugel is bruin met twee kleine zwarte oogstippen. De voorvleugel is oranje met een brede grijsbruine rand. Bij vrouwtjes is de vleugelonderzijde aan de buitenkant lichter dan aan de binnenkant. Om de golvende vleugelrand zit een witte franje.

Naamgeving – N: Bruin zandoogje – D: Großes Ochsenauge – Lat: Maniola jurtina – E: Meadow Brown
De herkomst van de wetenschappelijke naam Maniola jurtina is onduidelijk. Maniola lijkt te maken te hebben met de zielen van de doden.

Leefomgeving – Deze vlinder kun je in heel Nederland, soms in groten getale tegenkomen in open graslanden, langs venen, bij bosranden en op braakliggende terreinen. De vlinders leven erg lang en hebben veel nectar nodig. Vrouwtjes kunnen wel 40 dagen oud worden.

Vliegtijd – Deze vlinder overwintert als jonge rups onder in een graspol. Bij zacht weer kan hij zomaar even ontwaken en wat gaan eten. De vlinders komen in één generatie vanaf begin juni over een langgerekte periode tot eind juli uit. Vlinders kun je tot in september tegenkomen.

Waardplant – Rupsen eten allerlei soorten gras, zoals veldbeemdgras, kropaar, kweek en gestreepte witbol. Vlinders besteden veel tijd aan het drinken van nectar op allerlei wilde bloemen zoals fijnstraal, centaurie, heide, jacobskruid, berenklauw en bramenbloesem.