
Kenmerken – De spanwijdte van dit oranje dikkopje is 27 tot 34 mm. De bovenzijde van de vleugels is oranje waarin de donkere aders goed zichtbaar zijn. Langs de rand van de vleugels zit een donkere rand die aan de voorste rand van de achtervleugel vrij breed is. Mannetjes en vrouwtjes lijken op elkaar. Onderscheid is mogelijk door een smalle donkere geurstreep op de voorvleugel bij het mannetje. Deze streep loopt niet parallel met de vleugeladers. Hierin verschilt hij van het veel op deze soort lijkende Zwartsprietdikkopje, waarbij deze streep wél parallel met de aders loopt. De onderzijde van de achtervleugels is egaal grijsgroen. De voorvleugel is oranje, maar aan de punt ook weer grijsgroen. De vleugels zijn omrand met een lichte franje. De bovenkant van de sprietknoppen is donkerbruin. De onderkant hiervan is geel. Bij het Zwartsprietdikkopje is de hele sprietknop zwart.
Het Geelsprietdikkopje is, net als andere dikkopjes, een snelle en drukke vlieger. In het gedrongen lijf zitten sterke spieren die de vleugels aandrijven met een frequentie van wel 20 keer per seconde. Je kunt ze dus horen zoemen. Mannetjes jagen indringers weg uit hun territorium. Dit kunnen mannelijke soortgenoten zijn, maar ook andere vlindermannen worden niet geduld. Vrouwtjes houden zich veelal wat meer gedeisd. Net als veel andere dikkopjes, houden ze hierbij hun voorvleugels rechtop en hun achtervleugels gespreid.
Naamgeving – N: Geelsprietdikkopje – D: Braunkolbiger Braun-Dickkopffalter – Lat: Thymelicus sylvestris – E: Small Skipper
De wetenschappelijke naam Thymelicus stamt uit het theater en betekent acteur of muzikant. De term sylvestris betekent dat deze soort in het bos zou leven. Hetgeen helaas niet helemaal klopt, want deze soort houdt meer van ruig grasland.
Leefomgeving – Deze vlinder komt in de oostelijke helft van Nederland voor. Hij is te vinden op niet begraasde graslanden en heidegebieden.
Vliegtijd – Half juni tot eind augustus in één generatie. Mijn foto’s zijn tussen 13 juni en 3 augustus gemaakt. Na het uitkomen eet het rupsje zijn eierschaal op en overwintert tot maart of april. De mooiste fotokans van een vers exemplaar heb je dus in de tweede helft van juni.
Waardplant – Rupsen eten allerlei grassoorten zoals gestreepte witbol, gladde witbol, timoteegras en boskortsteel. Vlinders zoeken nectar op wilde bloemen zoals gewone rolklaver, braam, akkerdistel en centaurie.
Dikkopjes (Hesperiidae)
- Aardbeivlinder (Pyrgus malvae)
- Bont dikkopje (Carterocephalus palaemon)
- Bruin dikkopje (Erynnis tages)
- Geelsprietdikkopje (Thymelicus sylvestris)
- Groot dikkopje (Ochlodes sylvanus)
- Groot spikkeldikkopje (Pyrgus alveus)
- Kaasjeskruiddikkopje (Carcharodus alceae)
- Kalkgraslanddikkopje (Spialia sertorius)
- Kommavlinder (Hesperia comma)
- Spiegeldikkopje (Heteropterus morpheus)
- Zwartsprietdikkopje (Thymelicus lineola)




