Klaverblauwtje (Cyaniris semiargus)

Klaverblauwtje in de Eifel

Kenmerken – De spanwijdte van dit blauwtje is 28 tot 34 mm. De vleugels van de mannetjes is aan de bovenzijde donker blauw/violet met een donkere band aan de buitenkant. De aderen op de vleugels zijn zwart. Het Icarusblauwtje heeft witte aderen. De vleugels hebben een witte franje. De onderzijde is lichtbruin/grijs met blauwe bestuiving. De onderzijde bevat een rij kleine donkere stippen.De onderzijde lijkt op het Dwergblauwtje, maar dat vlindertje is beduidend  kleiner. De vrouwtjes zijn bruin met hierover in het zonlicht een violette iriserende glans. Bij de meeste vrouwtjes is aan de onderkant wel wat blauwe bestuiving te zien. Rupsen van deze soort zijn qua kleur heel goed aangepast aan hun waardplant, klaver. Ze leven in symbiose met verschillende soorten wegmieren.

Naamgeving – N: Klaverblauwtje – D: Violetter Waldbläuling, Rotklee-Bläuling – Lat: Cyaniris semiargus, Polyommatus semiargus, Lycaena semiargus – E: Mazarine Blue
De wetenschappelijke naam semiargus slaat op het kleine aantal ogen op de vleugels in vergelijking met bijvoorbeeld het Heideblauwtje en het Icarusblauwtje. Best saai eigenlijk, als je het zo bekijkt. Cyaniris (Cyaan) heeft met de blauwe kleur te maken.

Leefomgeving – In Nederland is deze soort zo goed als verdwenen. Ik heb een flink aantal gezien in een Maastrichts park in het dal van de Jeker. Hier voelen ze zich dankzij de aanleg van enkele bloemrijke velden weer welkom in ons land. Ook komen ze voor op de Sint Pietersberg. Andere exemplaren kwam ik tegen op kalkgraslanden in de Duitse Vulkaaneifel. De Duitse naam suggereert dat deze vlinder ook (in open plekken) in het bos gedijt.

Vliegtijd – Begin mei tot en met september in twee generaties.

Waardplant – Rode klaver en wondklaver.