Kommavlinder (Hesperia comma)

De kommavlinder heeft duidelijke witte vlekken onder op de vleugels. Waarvan er dus één aan een komma doet denken. (Hesperia comma, Kommafalter, Silver-spotted Skipper)

Kenmerken – De spanwijdte van de Kommavlinder is 25 tot 30 mm. De bovenzijde van de vleugels is bruinoranje met lichte vlekken. Langs de rand van de vleugels zit een brede bruine rand. Onderscheid tussen mannetjes en vrouwtjes is mogelijk door een donkere geurstreep met daarin een witte lijn op de voorvleugel bij het mannetje. Deze streep loopt niet parallel met de vleugeladers. Als je de bovenzijde van de vleugels niet ziet, dan is onderscheid tussen de seksen heel moeilijk. De onderzijde van de vleugels is bruin. Aan de onderkant van de vleugels zitten duidelijke zilverwitte vlekken. Een van deze vlekken, aan de basis van de achtervleugel, lijkt met een beetje fantasie op een komma. De vleugels zijn omrand met een smalle donkere lijn en een lichte franje. De sprietknoppen eindigen niet in een haakje. Hiermee verschilt de Kommavlinder met het Groot dikkopje die wel haakjes heeft. De Kommavlinder is ook minder oranje van kleur en heeft helderder vlekken.

De Kommavlinder is bij mooi weer heel actief en kan dan net als alle dikkopjes heel snel en grillig vliegen. Als de zon achter de wolken verdwijnt gaat hij zitten. Als het nog kouder wordt dan verschuilt hij zich in het struikgewas of onder in een graspol. Mannetjes patrouilleren door hun territorium op zoek naar vers uitgekomen vrouwtjes of om mannelijke indringers te verjagen. Vrouwtjes houden zich veelal wat meer gedeisd. Net als veel andere oranje dikkopjes, houdt zij hierbij haar voorvleugels rechtop en de achtervleugels gespreid.

Naamgeving – N: Kommavlinder – D: Komma-Dickkopffalter – Lat: Hesperia comma – E: Silver-spotted Skipper
De wetenschappelijke naam Hesperia is het beloofde land uit de Griekse mythologie, waar de tuin van Hera is met gouden appels die je onsterfelijk maken. De term comma komt van de vorm van de donkere geurstreep op de voorvleugels van mannetjes en niet van de kommavormige vlek op de achtervleugel, zoals wel eens gedacht wordt.

Leefomgeving – Deze vlinder komt op enkele plaatsen in Nederland voor. Hij is te vinden op droge graslanden en heide, bijvoorbeeld in de duinen, op de Veluwe en in Drenthe.

Vliegtijd – Begin juli tot eind augustus in één generatie. Mijn foto’s zijn eind juli gemaakt. De soort overwintert als ei. De mooiste fotokans van een vers exemplaar heb je in de eerste helft van juli.

Waardplant – Rupsen eten allerlei grassoorten zoals schapengras, zwenkgras en buntgras. Vlinders zoeken nectar op allerlei soorten wilde bloemen.